Controles

Hieronder kunt u de onderzoeken vinden die gedaan worden binnen de Hebon studie betreffende het onderwerp controles voor vroege opsporing van kanker. U kunt hier bijvoorbeeld vinden waar en waarom een onderzoek wordt uitgevoerd en wat voor soort gegevens er worden gebruikt.

Meer informatie over controles kunt u vinden onder 'Regelmatige controles'


STEP: Studie naar een nieuwe bloedtest voor vroege opsporing van borstkanker bij BRCA1/2-mutatiedraagsters

Wie doen dit onderzoek?

Prof. Dr. Hanne Meijers-Heijboer en onderzoekers van de afdeling Klinische Genetica, VU medisch Centrum.

Waarom wordt dit onderzoek gedaan?

Vrouwelijke draagsters van een mutatie in het BRCA1 of  BRCA2 gen hebben een sterk verhoogde kans om borstkanker te krijgen. Daarom wordt aan hen geadviseerd om regelmatig borstcontroles te ondergaan om eventuele borstkanker in een vroeg stadium op te sporen. Deze controles worden gedaan door middel van klinisch onderzoek, MRI-scans en mammografieën (borstfoto’s). Met dit onderzoek wordt echter niet alle borstkanker (in een vroeg stadium) opgespoord. Daarnaast worden deze onderzoeken als onprettig ervaren en kunnen ze niet worden toegepast tijdens zwangerschap.
In de STEP-studie wordt gekeken of borstkanker in een vroeg stadium kan worden opgespoord met een nieuwe bloedtest. Deze test heet de ‘Tumor-Educated-Platelet (TEP) test’. De test richt zich op de bloedplaatjes in het bloed. Deze bloedplaatjes nemen erfelijk materiaal van kankercellen in zich op en door de bloedplaatjes te onderzoeken, kan nagegaan worden of iemand kanker heeft. De voorlopige resultaten van deze test zijn hoopgevend. Meer onderzoek is echter nog nodig, in grotere groepen deelnemers.

Welke gegevens worden er voor dit onderzoek gebruikt?
Patiëntgegevens, beeldvorming (MRI en mammografie), eventuele tumor- en behandelingsgegevens.

Worden Hebon deelnemers hier nog apart voor benaderd?
Ja, Hebon deelnemers worden apart benaderd voor deze studie. Vrouwelijke BRCA1/2-mutatiedraagsters in de leeftijd van 25 tot 70 jaar, die regelmatig borstcontroles laten doen voor opsporing van borstkanker worden gevraagd mee te doen aan dit onderzoek. Deelneemsters worden gevraagd om gedurende de looptijd van het onderzoek (3 jaar) elk half jaar, tegelijk met de controles van de borsten, twee buisjes bloed af te staan. Daarnaast wordt gevraagd om elk half jaar een korte vragenlijst in te vullen.

Wat kunnen de gevolgen zijn van de resultaten van dit onderzoek?
Als borstkanker in een vroeg stadium kan worden opgespoord in het bloed met de TEP-test, kan deze test in de toekomst mogelijk de huidige controles door middel van scans aanvullen of (gedeeltelijk) vervangen. Als de bloedtest borstkanker eerder kan detecteren, is een minder intensieve behandeling nodig en is borstkanker wellicht vaker te genezen.

Uitgebreide informatie voor deelnemers aan de studie is te vinden onder de volgende links:
STEP informatiebrochure algemeen
STEP informatiebrochure bloedafname en vragenlijst


Beïnvloedt blootstelling aan diagnostische röntgenstraling de kans op borstkanker bij BRCA1/2 mutatiedraagsters?

Wie doen dit onderzoek?
Dr. Anouk Pijpe en anderen, Antoni van Leeuwenhoek. Er wordt samengewerkt met twee landelijke studies in Engeland en Frankrijk.

Waarom wordt dit onderzoek gedaan?
Vrouwen uit de algemene bevolking die op jonge leeftijd (vóór hun 30e jaar) relatief hoge doses ioniserende (of: röntgen) straling hebben ontvangen, bijvoorbeeld vanwege een (vroegere) therapeutische behandeling, ondervinden een verhoogde kans op borstkanker. De risicoverhoging is dosisafhankelijk (dwz een hogere dosis geeft een hoger risico). Daarnaast is de risicoverhoging sterker naarmate de stralingsblootstelling op jongere leeftijd plaatsvond. BRCA1/2 mutatiedragers zijn mogelijk gevoeliger voor straling dan vrouwen uit de algemene bevolking. Dit zou komen door het gebrek aan een functioneel BRCA gen dat zorgt voor het repareren van schade aan het DNA. Ioniserende straling zorgt voor DNA schade. Juist bij BRCA1/2 mutatiedraagsters worden regelmatig borstcontroles door middel van mammogrammen uitgevoerd. Deze studie probeert meer duidelijkheid te geven over het mogelijke effect van blootstelling aan ioniserende straling afkomstig van diagnostisch onderzoek op de kans op borstkanker bij BRCA1/2 mutatiedraagsters.

Welke gegevens worden er voor dit onderzoek gebruikt?
Door BRCA1/2 mutatiedraagsters zelf gerapporteerde informatie uit de vragenlijst over mammogrammen, CT-scans, röntgenfoto’s en andere diagnostische procedures die gebruik maken van ioniserende straling, de leeftijden waarop deze diagnostische onderzoeken plaatsvonden en hoe vaak. Informatie over het voorkomen van borstkanker is afkomstig uit de landelijke kankerregistratie. De gebruikte vragenlijsten zijn afkomstig van de GEO-Hebon studie, een voorloper van de huidige Hebon studie.

Worden Hebon deelnemers hier nog apart voor benaderd?
Nee

De resultaten van dit onderzoek zijn bekend.
Lees hier meer over de resultaten.


Betrouwbaarheid van zelfgerapporteerde diagnostische onderzoeken bij BRCA1/2 mutatiedraagsters en de validiteit van zelfgerapporteerde mammogrammen

Wie doen dit onderzoek?
Dr. Anouk Pijpe en anderen, Antoni van Leeuwenhoek.

Waarom wordt dit onderzoek gedaan?
In onderzoek naar het effect van blootstelling aan diagnostische röntgenstraling wordt gebruik gemaakt van de gegevens die BRCA1/2 mutatiedraagsters zelf op de vragenlijst ingevuld hebben. Het is namelijk vaak onmogelijk om deze gegevens uit de medische dossiers te verzamelen omdat de verschillende soorten onderzoeken (b.v. röntgenfoto’s, CT-scans, doorlichting, mammogrammam) lang geleden en door heel het land gemaakt zijn. Een nadeel van zelfgerapporteerde informatie is dat het voor de deelnemers soms jaren geleden is dat er bijvoorbeeld een röntgenfoto is gemaakt en het kan moeilijk zijn om te herinneren. Hierdoor kunnen rapportagefouten ontstaan (d.w.z. de zelfrapportage komt niet overeen met de werkelijkheid). Om zekerheid te hebben over de gedegenheid van het resultaat van een onderzoek is het van belang om te weten of zelfgerapporteerde informatie (d.w.z. de antwoorden van de deelnemers) betrouwbaar en valide is. Daarbij dient ook te worden gekeken of rapportagefouten verschillen tussen deelnemers die geen borstkanker hadden en deelnemers die al wel borstkanker hadden op het moment van het invullen van de vragenlijst.

Welke gegevens worden er voor dit onderzoek gebruikt?
De zelfgerapporteerde gegevens over blootstelling aan diagnostische onderzoeken in de basislijst en in de vervolg-vragenlijst. Voor de mammogrammen is deze zelfgerapporteerde informatie ook nog vergeleken met het aantal mammogrammen dat in de medische dossiers gevonden kon worden.

Worden Hebon deelnemers hier nog apart voor benaderd?
Nee

De resultaten van dit onderzoek zijn bekend.
Lees hier meer over de resultaten.


TESTBreast; Trial Early Serum Test Breastcancer
Vroege opsporing van borstkanker met behulp van bloed-eiwitonderzoek voor vrouwen met een erfelijke belasting.

Wie doen dit onderzoek?
Drs Ton Roeke, Dr. Wilma Mesker en Prof. Dr. Rob Tollenaar, afdeling Heelkunde van het Leids Universitair Medisch Centrum te Leiden.

Waarom wordt dit onderzoek gedaan?
De screening (regelmatige controle) voor de vroege opsporing van borstkanker in Nederland kan worden verbeterd. In het bevolkingsonderzoek met mammografie wordt één op de vijf vrouwen met borstkanker gemist. Voor vrouwen met een erfelijke belasting ligt dit aantal nog hoger en wordt een belangrijk aantal tumoren die tussen de controles worden gediagnosticeerd en tumoren met een ongunstige grootte gerapporteerd. Om de ziekte zo vroeg mogelijk op te sporen is er een speciaal screeningsprogramma voor deze groep opgezet om de borstkanker op te sporen voordat de tumor uitzaait. Mammografie heeft helaas een lage gevoeligheid van maar 40% voor vrouwen rond 40 jaar (78% voor vrouwen ouder dan 50 jaar). Indien MRI naast het mammogram wordt gebruikt kan de gevoeligheid van de opsporingsmethode voor vrouwen met een familiaire of genetische belasting worden verhoogd maar de specificiteit is variabel (veel vrouwen zijn dan onnodig ongerust). Uit een recent onderzoek is gebleken dat 40% van de DCIS tumoren (voorlopers van de invasieve tumoren) wordt gemist met MRI.
Een specifiek en meer gevoelig alternatief naast de mammogram en MRI is het gebruik van eiwitbiomarkers die te vinden zijn in een simpel buisje bloed. Dit zogenaamde Proteomics onderzoek is een snel ontwikkelend onderzoeksveld dat ten doel heeft om alle eiwitten in kaart te brengen. Door de eiwitprofielen van patiënten met borstkanker te vergelijken met die van gezonde controles kunnen specifieke eiwitten worden onderscheiden die borstkanker kunnen identificeren.

Welke gegevens worden er voor dit onderzoek gebruikt?
Gegevens over de BRCA1/2 mutatiestatus; patiënt-, tumor- en behandelingsgegevens van de borstkanker en gegevens over het klinische beloop (overleving).

Worden Hebon deelnemers hier nog apart voor benaderd?
Nee

Wat kunnen de gevolgen zijn van de resultaten van dit onderzoek? Aanbevelingen zullen worden ontwikkeld voor een meer intensief screeningbeleid naast de bestaande technieken als mammografie en MRI voor vrouwen met een erfelijke belasting voor borstkanker.